Quiz 10: 15 questions CM – Idiome

Tu as trois minutes pour quinze questions.


B2/C1 Choix multiple 2 - Combinez les idiomatiques néerlandais avec leurs homologues français.

1 / 15

Dat slaat als een tang op een varken.

2 / 15

Van de hak op de tak springen.

3 / 15

In zijn vuistje lachen.

4 / 15

Spijkers op laag water zoeken.

5 / 15

Sterretjes zien.

6 / 15

Iemand naar zijn pijpen laten dansen.

7 / 15

Geld over de balk smijten.

8 / 15

Iemand stroop om de mond smeren.

9 / 15

Onder de groene zoden liggen.

10 / 15

Hoog in de boom zitten.

11 / 15

Het paard achter de wagen spannen.

12 / 15

Een kikker in de keel hebben.

13 / 15

Iemand in de maling nemen.

14 / 15

Twee vliegen in één klap slaan.

15 / 15

Iemand het gras voor de voeten wegmaaien.

Je score is

De gemiddelde score is 58%

0%